De dag begon met het herinneren van de openingstijden van de drie distilleerderijen die ik wilde bezoeken. Opzoeken kon ik niet, want de telefoon was al geruime tijd uitgevallen door een lege accu. Ik meende me te herinneren dat Lagavulin alleen op werkdagen rondleidingen geeft, dus die zouden we vandaag bezoeken en tevens zouden we vandaag geld gaan regelen voor het campinghoofd.
Na het ontbijt zijn we met de auto richting Port Ellen gereden en daar overigens geen geld automaat kunnen ontdekken. Vervolgens zijn we door gereden langs drie distilleerderijen, Laphroaic, Lagavulin en Ardbeg en de weg helemaal langs de kust gevolgd tot Kildalton Cross. Deze locatie is een gegraafplaats rond een vervallen kerkje met op die begraafplaats een ca. 1300 jaar oud christelijk kruis welke voor britse begrippen de mooiste en meest compleet is. In het verleden is er een opgraving geweest onder dit kruis en zijn daar de stoffelijke resten gevonden van een man de Blood Eagle heeft ondergaan. Geen prettige dood, zoek maar op, op internet. Dit is niet de hoofdreden dat ik daar heen gegaan ben, maar meer vanwege het feit dat het Kildalton is en dat dat de naam is van een van de lekkerste whisky van Ardbeg die ik ooit gedronken heb.
Vandaar uit zijn we teruggereden naar Lagavulin en een rondleiding genoten. Deze begon overigens al goed door te melden dat fotograferen niet was toegestaan. De hele rondleiding heb ik dus voor niks lopen sjouwen met m’n Pentax L Ik heb natuurlijk al eens eerder een distilleerderij bezocht dus het verhaal was natuurlijk al wat bekend. We werden rondgeleid langs het productie proces, daar waar de voorbewerkte mout per vrachtwagen werd aan gevoerd. Deze wordt overigens aan bulk in een bedrijf in Port Ellen verwerkt. Dit werd door meneer de rondleider gemeld als dat lelijke grijze gebouw aan het begin van Port Ellen. Vervolgens kwamen we langs de maalderij, waar een machine stond uit het begin van de vorige eeuw, gemaakt door een bedrijf die niet meer bestaat omdat de producten die ze maakte niet kapot gaan. Toen liepen we langs de roestvrijstalen ketel alwaar het gemalen mout dus wordt gekookt om de enzymen eruit te krijgen. Vervolgens langs een aantal vaten alwaar de wort dus kan gisten. Daar kregen we uit het meest vergistte vat een beetje te drinken. Dit smaakte naar een flauw soort Guinness. Niet gek natuurlijk, daar de mout op een turfvuur wordt gedroogd en het hele proces tot zover gelijk is aan bier maken. De vloeistof die inmiddels zo’n 9% alc bevat wordt van de mout ontdaan en overgepompt naar de wash-still alwaar de vloeistof voor de eerste keer wordt gedistilleerd. Het resultaat is een vloeistof genaamd “low-wine” en bevat zo’n 24% alk. Nu wordt het in de spirit-still gedaan en daar wordt het midden gedeelte van het distillaat een vloeistof met gemiddeld 72% alk in vaten gedaan en de rest gaat terug met een nieuwe batch de still in. Voor de reset was er niets te zien, want er waren geen ruimten te zien alwaar de vaten werden opgeslagen en ook geen bottelarij, want dat gebeurd allemaal op het vaste land (Groot Brittannië is toch ook een eiland? Wat nou vaste land?) De rondleiding stopte met een product kennismaking van waar de man zij dat hij vond dat de standaard 16 jaar oude Lagavulin het lekkerste was, maar dat we mochten kiezen wat we wilde. Ik koos voor de festivalbotteling van 2017 en Henriëtte op mijn verzoek voor een die gerijpt was in een wijnvat. Dit omdat de overige varianten voor mij al bekend waren. Die 16 jaar whisky waar de man het over had, staat altijd in mijn whiskykast.
Het was nog vroeg, dus gingen we van hieruit verder opzoek naar geld. We gingen hiervoor naar het postkantoor. Daar kregen we te horen dat deze alleen geld kon geven op bankkaarten van Groot Brittannië. Vervolgens heb ik het geprobeerd in winkels, maar dat lukte allemaal niet. Dan maar de reis naar Bowmore, alwaar er een bank aanwezig was. Gewapend met baar geld zijn we maar weer naar de camping gegaan en het camping-hoofd betaald. Eerst had ik wel weer de één acter met de boer, maar die werd weer kordaat weggestuurd door het campinghoofd.
’s Middags hebben we een wandeling gemaakt door het geheel onbevolkte zuidooster schiereiland van Islay. Een zeer mooie wandeling langs vele vervallen gebouwen uit lang vervlogen tijden van Vikingen en overgevaren Ieren. Het was alleen vaak dat het pad niet meer te zien was, daar de huidige bevolking, schapen, er vele kriskras doorheen gemaakt hadden. De volledige wandeling zou zo’n vier uur in beslag nemen en daar we niet zoveel tijd hadden zijn we in onze ogen halverwege teruggekeerd. Later zagen we op de kaart dat we wel de hele wandeling gedaan hadden.
Aan het eind van de avond, werden we nog getrakteerd op een mooie zonsondergang. Gewapend met twee stoelen en een camera zijn we op het aangrenzende strand gaan zitten en dit gebeuren aanschouwd. ’s Nachts is het weer betrokken en ’s ochtends regende het weer.