Voordat het geheel op gang is gekomen, is het toch alweer 10:00uur. Het blijft vakantie natuurlijk, maar als je een wandeling wilt maken, is het handig om tijdig te vertrekken. Dit vertrekken was vandaag rond 11:00uur met de auto naar Kandersteg voor een wandeling naar een Fründenhütte hoog boven de Oeschinensee.
Zoals verwacht was het bij aankomst op de parkeerplaats nabij het dalstation van de lokale seilbahn stervens druk. Het is en blijft zondag en dan gaan (sprak de man uit ervaring) de Zwitsers an gruppe de bergen in naar het meer. Ik vond een plekje op een afgelegen parkeerplaats, wel een stukje van de kabelbaan, maar die zouden we voor de heenreis toch niet gebruiken. Bovendien stond de auto in de schaduw, wat in deze landen erg handig is en als de zon gewoon keurig rechtsom zou blijven draaien, zou dit ook zo blijven.
Nadat we allemaal gepakt en gezakt en bebergschoend waren, kon de wandeling beginnen. In eerste instantie was het een pad langs een rivier die ons naar het meer zou leiden. De helling was zoals ik van de Zwitsers inmiddels al een beetje gewend was: “Zakelijk” geen gedoe met haarspelden, maar gewoon recht omhoog.

Boven aangekomen bleken de meeste dagjesmensen al een plekje gevonden te hebben rond het meer. Langs de gehele “kust” was het een gekrioel van kindertjes die verkoeling zochten in het meer en iets verder van het water de vele volwassenen waarvan de meeste bezig waren met het maken van een vuurtje. Het pad naar de Hut was snel gevonden en deze leidde ons eigenlijk al meteen een aardig eindje van het meer af rond het meer. Al snel begon het pad te stijgen. In eerste instantie een beetje door een bossig gebied, maar al snel werd het pad wat minder vriendelijk bewandelbaar en kwamen we boven de boomgrens. Vele haarspeltjes met de nodige afsnijweggetjes (die ik slechts in een enkel geval beklommen heb, sorry!) leidde ons naar een lang licht kronkelend pad langs een steile rotswand met de nodige watervallen. Hier en daar hadden de padonderhoudsmensen (ook een leuk woord voor galgje!) een brug gemaakt over een uitgesleten rivierbedding met behoorlijk krachtig stromend water. De bruggetjes bestonden eigenlijk uit een lange vlonder van een rolsteiger met, als je geluk hebt, een staaldraadje aan één kant.

Op dit pad kreeg ik het idee dat we nog maar een klein stukje moesten, maar nadat we de bergwand achter ons hadden gelaten bleek het pad weer zigzaggend naar boven te lopen richting een tweede bergwand. Larissa wees me op twee vlaggen zeer hoog in de bergen alwaar de hut zich vermoedelijk bevond. Het leek dat deze vlaggen bovenop die bergwand stonden en leek ook niet zover weg te zijn.
Al sjokkend kwamen we bij de bergwand aan en daar leidde een hier en daar uitgehouwen pad met stukjes met traptreden ons naar boven. Boven aangekomen hadden we zicht op de helling die redelijk stijl naar boven liep en eindigde in, wederom een bergwand met daarboven de vlaggen. Wederom gaf dit het idee dat we er bijna waren, al was de beloofde wandeltijd bij het meer van twee uur en vijfenveertig minuten nog niet bereikt…….

Na de zoveelste rustwerd er weer begonnen met het klimmen met kleine rustige stapjes. Naarmate we hoger kwamen werd het steeds lastiger om op adem te komen. Je mag dan misschien pas op zo’n 2000meter zitten, maar toch wordt de lucht hier merkbaar dunner. Wederom hadden we een bergwand bereikt en wederom leek de wandeling hier tot een einde te komen en wederom zat ik ernaast. Boven aangekomen stond er een bankje waarop ik effe lekker uitgezakt ben gaan zitten met een fles water een stuk ontbijtkoek en een korte wacht totdat Larissa en Henriëtte dit punt ook bereikte. Hoe je in een afstand kan vergissen bleek nu, want ze leken een heel eind achter te lopen gezien vanaf de hoogte die ik bereikt had, maar deze achterstand bleek maar zo’n vijf minuten te bedragen.
Onder het motto iedereen met z’n eigen tempo vertrokken we weer. We waren inmiddels ingehaald door verschillende leden van een scoutinggroep die met grote rugzakken ook de weg naar boven aan het zoeken waren. Een aantal van hen bleken een dusdanig tempo te hebben dat ze snel weer waren ingehaald een eentje bleef Henriëtte hardnekkig achtervolgen met een vermoeid gezicht en een wankelende pas. (Boven aangekomen stortte de jongen om op een bank op het professorisch terras en hebben wij tijdens onzen aanwezigheid niet meer overeind zien komen ;o)
Nadat we de (volgens de nu duidelijk zichtbare vlaggen) laatste beklimming van een bergwand hadden bereikt, bleken de laatste negentig meter nog behoorlijk zwaar. Gelukkig was dit pad voorzien van een touw aan een zijde en samen met de wandelstok konden we ons het laatste stukje naar boven trekken. Halverwege werden we opgeschikt door het geluid van helikopter die plotseling uit de wolken vanuit het dal opdoemde. De machine van de reddingsdienst landde dicht bij ons, vermoedelijk nabij de hut, waarna deze kort daarop weer vertrok, zichzelf als het ware in de diepte stortend. Na dit korte intermezzo klommen we de laatste vijftig meter omhoog alwaar de hut zich in al zijn majesteit manifesteerde.

Alhier konden we even rustig uitblazen en gingen daarna naar binnen voor een maaltijd. Het werd soep met worst voor mij en de dames namen ieder een sandwich geflankeerd door koffie, choko en Larissa een halve liter cola. Erg lekker, maar het geheel maakte mij wel veertig euro lichter. Dat krijg je ervan als je wilt versnaperen op een locatie die eigenlijk alleen maar bevoorraad kan worden door wandelaars of helikopters.
Na een uur uitblazen en op krachten komen begonnen we weer aan de terugtocht. In de hut hadden we een goede wifi (dat dan weer wel, wordt vermoedelijk ook per helikopter aangeleverd ;o) dus hadden we wat geocaches opgezocht voor onderweg. De eerste was nabij de hut. De vermoedelijke locatie duidelijk zichtbaar, maar onbereikbaar vanwege de hoge sneeuw. De tweede zou zich op 200m van de hut bevinden langs het pad. Toen we die bereikt hadden, bleek deze onvindbaar. Het enige wat we vonden was rommel in de vorm van flesjes en blikjes die mensen na het verbruik van de inhoud hadden verstopt. Voor de zoveelste keer vroeg ik mij af waarom mensen de boel de bergen in nemen om het vervolgens na gebruik lichter geworden verpakking niet mee terug te nemen. Opvoeding zullen we maar zeggen.
De afdaling ging voorspoedig en snel. Het meer was bijna helemaal verlaten. Alle vuurtjes waren uit en bij de restaurants waren alle parasollen ingeklapt en de etablissementen waren gesloten. Het stuk van het meer naar de auto viel nog flink tegen. Onderweg verwonderde we ons dan ook over het feit dat we dit ook naar boven hadden gelopen. Het pad was hier meer dan 30°. Al met al een behoorlijke oefening voor kniegewrichten en bovenbeen en scheenbeenspieren.
Beneden aangekomen stond de auto er nog koel en verlaten. Waar het eerste helemaal vol had gestaan waren er nu enkele auto’s geparkeerd. Nadat ik mijn bergschoenen had verwisseld voor klompen werd ik gebeld. Het was Henriëtte. Zij was door een groep jonge wandelaars ingehaald en was hen blind gevolgd en verwonderde zich over het feit dat Larissa en ik niet meer zichtbaar waren. Ze bleek aan het einde van het pad linksaf de brug over de rivier te hebben genomen, terwijl de auto rechtsaf in het bos stond. Ondanks het feit dat de weg verboden was voor auto’s en motoren, ben ik deze toch ingereden om haar tegemoet te komen.

We waren om acht uur weer op de camping na een lange dag. Zoals de zien op de uitdraai van de fitbit van Henriëtte hadden we aardig wat calorieën verbrand en trappen beklommen. Ruimte dus voor een verfrissend biertje. Later op de avond zijn we nog even samen geweest met Frank, een alleenstaande reiziger die na 15 jaar maar weer eens naar Zwitserland was gegaan. We waren heb twee dagen eerder in de bergen tegengekomen en hebben dus even bijgepraat en hem van onze laatste ervaringen op de hoogte gebracht.